De omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in deze afdeling vastgestelde regeling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de BTW niet inbegrepen:
1) het bedrag van de goederenleveringen en de diensten, voor zover deze belast zijn;
2) het bedrag van de handelingen die krachtens artikel 98, lid 2, of artikel 105bis zijn vrijgesteld met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw;
3) het bedrag van de krachtens de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;
4) het bedrag van handelingen met betrekking tot onroerende goederen, financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en verzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met ander handelingen samenhangende handelingen zijn.
De overdracht van lichamelijke of onlichamelijke investeringsgoederen van de onderneming wordt evenwel niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de omzet.